Rein van Langen
Naam
Rein van Langen
Geboorteplaats
Wogmeer (opgegroeid in Heerhugowaard)
Geboortejaar
1934
Gezin
Woonde met vader in bij grootouders en veertien ooms/tantes. Moeder vroeg overleden.
Missie
Overste in Amsterdam, provinciaal-overste Breda, overste in Asten en Teteringen. Totaal veertig jaar.
Priesterwijding
1961 Nijmegen
Opleiding
Kleinseminarie in Helmond, Bergen op Zoom, noviciaat in Asten, priesteropleiding in Liesbosch en Rome. Biologie in Utrecht.
Na filosofische en theologische opleidingen in Liesbosch en Rome en zijn priesterwijding in Nijmegen riepen de exacte wetenschappen Rein van Langen naar Utrecht. In 1969 studeerde hij daar aan de universiteit af als bioloog. Veertig jaar lang was hij overste op verschillende plekken in de SCJ-organisatie. Hij ziet het als een dienende en zorgende taak. Hij werd zelf nooit uitgezonden, maar hij bezocht als overste wel ‘zijn’ missionarissen in landen als Canada, Chili, Brazilië, Congo, Kameroen, Indonesië en een aantal Europese landen. Na Vaticanum II was hij gespreksleider op vier bijeenkomsten van dertig dagen over de nieuwe religieuze leefregels in de VS, Brazilië, Spanje en Indonesië.
Na mijn geboorte overleed mijn moeder al snel aan tbc. Ikzelf overleefde door talloze bezoeken aan het consultatiebureau. Mijn vader en ik gingen in de boerderij van mijn grootouders samenwonen met zijn broers en zussen, een groot katholiek gezin van veertien ooms en tantes, die mij enorm verwenden.
Er zaten veel religieuzen in mijn familie, zo had ik een oom die missionaris was in Congo en dat zorgde voor een aantrekkingskracht, waardoor ik dacht: dat wil ik misschien ook wel worden. In de zevende klas van de lagere school gaf ik me op bij de Priesters van het Heilig Hart en ik kwam terecht op het klein seminarie in Helmond, waar een andere oom de baas was van de tuin. Van daaruit ging ik naar het Juvenaat in Bergen op Zoom.
Na het behalen van mijn gymnasiumdiploma begon het noviciaat in Asten. Een inleiding in het religieus leven, behoorlijk streng, waardoor er een goede keuze gemaakt kan worden rondom de vragen: is het iets voor mij en is het iets voor hem? Tijdens het noviciaat wordt als het ware je roeping op kweek gezet.
Standvastig als ik was ben ik daarna naar de priesteropleiding gegaan: twee jaar Liesbosch en vervolgens theologie de Pauselijke Universiteit Gregoriana in Rome. Daar kreeg ik mijn licentiaat. Je bent dan afgestudeerd aan de universiteit en hebt de bevoegdheid om les te geven op het grootseminarie. Met meerdere medebroeders uit alle delen van de wereld leefden wij samen in ons college in Rome. In 1961 werd ik tot priester gewijd. In Amsterdam vervulde ik tot 1963 mijn pastoraal jaar.
Nu was het zo dat ik weliswaar gymnasium alfa heb gedaan, maar dat ik eigenlijk een bèta-jongen was. Wiskunde vond ik mooi. Ik was al jong gebiologeerd door alle aspecten van de biologie: alles wat groeit en bloeit, goed leren zien wat daar zo boeiend aan is. In Amsterdam gingen we met onze biologieclub regelmatig op kamp om de natuur te bestuderen. Naar Terschelling en Zuid-Limburg bijvoorbeeld. Vanwege mijn exacte achtergrond en belangstelling vond de provinciaal overste dat ik biologie moest gaan studeren in Utrecht. Onze congregatie wil op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen in de samenleving, dus ook van dit aspect. Op ons grootseminarie wilde men meer aandacht gaan geven aan de geschiedenis van de exacte wetenschappen. In 1969 ben als bioloog afgestudeerd in Utrecht. Maar toen waren de grootseminaries al opgegaan in de theologische opleidingen.
Het Bijbelse scheppingsverhaal en de exacte wetenschappen sluiten elkaar niet uit. Integendeel! Er bestaat een Bijbelse taal en een wetenschappelijke taal, die je elk een andere kijk op de werkelijkheid bieden. Daar kijk je doorheen.
Vanaf 1969 ben ik biologieles gaan geven op ons Nicolaas Lyceum in Amsterdam. Het was een goede school, waar ook veel kinderen van de dorpen buiten Amsterdam naartoe gingen. Wij vonden het belangrijk dat alle kinderen goed onderwijs kregen. Daarnaast werd ik gedurende zes jaar overste van het Nicolaasklooster naast de school. Ik denk dat we daar op zeker moment wel met een stuk of twintig medebroeders zaten. Het was veel werk, maar het gaf veel voldoening. In de weekenden ging ik op assistentie in parochies. Onder andere in De Hoef en Abcoude.
Eind jaren zeventig ben ik me intensief bezig gaan houden met de catechese voor volwassenen en de toerusting van de medewerkers in de parochies. Ik volgde daarvoor cursussen in Nijmegen en werkte als coördinator van een aantal parochies. Ik werd lid van de Nationale Raad voor Katechese. Het doel van catechese is mensen begeleiding geven naar de geloofsbeleving.
In 1985 werd ik opnieuw overste in Amsterdam. We hadden daar twee huizen: het Nicolaasklooster en een huis aan de Honthorststraat bij het Museumplein. We deden vanuit onze overtuiging veel sociaal-maatschappelijk werk in heel Amsterdam. We hadden zeker wel vijftien clubhuizen en jongerencentra waar we mensen – jong en oud – begeleidden. Pas later is dat sociaal-maatschappelijk werk seculier geworden. Ik kwam ook in dienst van het Dekenaat Amsterdam.
In totaal ben ik veertig jaar overste geweest op verschillende plekken. Van 1994 tot 2000 werd ik provinciaal-overste. Je taak als overste is te zorgen voor het welbevinden van je medebroeders en er voor zorgen dat de boel blijft draaien. Met hulp van anderen natuurlijk. Het is een dienende taak. Daarnaast ben je het gezicht naar buiten toe en ben je de voorganger bij verschillende gelegenheden. Er zit wel een hiërarchisch aspect aan, als overste ben je ook een leider, maar in mijn beleving was dat zorgaspect veel belangrijker.
Zelf ben ik nooit uitgezonden. Ik kreeg andere taken. Maar als provinciaal-overste bezoek je wel je missionarissen in het buitenland. Ik maakte daar heel veel dia’s en foto’s om mijn geheugen te ondersteunen. Zo was ik in Canada, Chili, Brazilië, Congo, Kameroen, Indonesië en een aantal Europese landen.
Na het Tweede Vaticaans Concilie veranderde de katholieke wereld en vroegen medebroeders in het buitenland hoe ze met de uitkomsten daarvan om moesten gaan en wat het betekende voor hun leefregels. Ik heb toen als gespreksleider van de Engelssprekende groep meegedaan aan vier bijeenkomsten van dertig dagen in de VS, Brazilië, Spanje en Indonesië.
We hadden ons prachtige kloosterbejaardenhuis in Asten, maar dat konden we helaas niet behouden. Wereldwijd groeit onze congregatie, maar in Nederland wordt hij kleiner en de leden worden ouder. Ik denk dat er in de toekomst weer wel oplevingen kunnen komen, maar die kan je niet forceren. Je moet het op tijd zien en het proces begeleiden. Wij oudere priesters konden er voor kiezen om in Nijmegen of in Teteringen te gaan wonen. Ik heb voor dat laatste gekozen. Hier konden we onszelf zijn en de leden van de congregatie bij elkaar houden. Maar er komen wel wat donkere wolken aan. We zijn hier nog met zeven leden en onze eigenheid komt wel onder druk te staan.