Wim de Leeuw †

Naam

Wim de Leeuw †

Geboorteplaats

Bussum

Geboortejaar

1935

Gezin

Derde uit een gezin met twaalf kinderen

Missie

Ghana, 1964 - 2000

Priesterwijding

1962

Opleiding

Gymnasium Soesterberg, noviciaat Heide Kalmthout, priesteropleiding Teteringen, Deurne

Wim de Leeuw is alweer een tijdje thuis. In het begin van de jaren zestig werd hij in Teteringen tot priester gewijd en na een leven lang in Ghana en enkele tussenstations in Nederland en België, woont hij sinds 2015 weer op Zuiderhout. In het leven van missionaris Wim was veel plek voor eenvoud, spiritualiteit, diepe gesprekken en gebed, maar ook voor twijfel en zoeken.

Ik kom uit een traditioneel, katholiek gezin uit ’t Gooi. Mijn oma was een erg vrome vrouw. Twee van haar kinderen gingen ‘op studie’ (begonnen aan de opleiding voor het priesterschap). Een daarvan heette – net als ik – Wim de Leeuw. De studie werd hem te zwaar en hij koos ervoor om broeder te worden in Teteringen. Maar hij kreeg tbc en heeft twee jaar lang in een hutje in een prachtig stukje bos hier achter het missiehuis gelegen. Later kwam er nog een broeder bij, die ook ziek was. Maar tbc was ongeneeslijk in die tijd en hij kwam te overlijden. Mijn oma kwam hier vaak en heeft op het kerkhof een monument opgericht (de Kruisberg), dat in 2021 nog gerestaureerd is door bijdragen van broers en zussen, neven en nichten. Ik kwam hier dus al wel eens met mijn oma.

Een tweede stimulans om te kiezen voor het missiewerk was voor mij de missieclub aan het eind van de lagere school waar ik lid van was. We zamelden zilverpapier en doppen in voor de missie. Die club werd geleid door een pater van Don Bosco (salesianen). Op school kwamen ook de Witte Paters, die missiewerk deden in Noord-Afrika, vertellen over hun missiewerk. Mijn roeping groeide. In 1948 begon ik mijn opleiding in Soesterberg en werd in 1962 tot priester gewijd in Teteringen. Daarna bracht ik mijn pastoraal jaar door in de Vredeskerk te Amsterdam, waar ik één van de vijf kapelaans (!) was. In 1963 ging ik voor een half jaar naar Liverpool om mijn Engels te vervolmaken, omdat ik voor de missie van Ghana ( met Engels als voertaal ) was benoemd.

In april 1964 ging ik met een boot van de Elder Dempster Lines naar Ghana. Ik kwam aan in de havenstad Tema. Wat me in Ghana opviel waren de enorme verschillen, binnen het land. Maar dat geldt eigenlijk voor het hele continent Afrika. Er is zoveel variatie. De westerse ‘beschaving’ kwam die landen binnen via de oceaan, via de havensteden. Als je verder het land in ging werd het steeds primitiever. Ik ging naar het noorden van Ghana, naar Yendi, zo’n 600 kilometer van de kust. Het leven van de lokale bevolking was heel eenvoudig: geen asfaltwegen, geen stroom, geen leidingwater.

In die beginperiode leefde ik dus ook in eenvoud: ik had geen huis, geen kok, geen water, geen toilet. Ik voelde me soms eenzaam. Aan het eten moest ik natuurlijk ook wennen. Ze maken daar fufu. Een yam-wortel wordt gekookt en fijngestampt, daar wordt een stew bij gemaakt. Meestal van pindasaus en met flik wat sambal. In het begin had Ik problemen met het eten daar, en had soms honger.

We kregen vroeger ook niet echt een introductie in de taal en cultuur van het land. Hier is een boekje met wat gegevens over de taal, daar buiten loopt een jongetje, die kan jou de taal wel leren, zo werd mij gezegd. Later is dat allemaal wel flink verbeterd.

In ons gebied hadden we te maken de stam van de Dagomba. Dat was een vanouds strijdvaardige stam van Arabische oorsprong, moslims. In de loop der tijden hadden ze kleinere stammen in het gebied onderhorig gemaakt. Wij hadden als missionarissen vooral te maken met die kleinere stammen. Ik kreeg een gebied toegewezen van ongeveer 120 bij 80 kilometer met heel veel dorpjes, die zowat elk een eigen taal hadden. Ik had de beschikking over een oude VW Kever. Ja, wat doe je daar? Je gaat wat rond, je bouwt mee aan een schooltje, er ontstaan groepjes van jongelui die meer willen weten over het christelijk geloof en Bijbelse spiritualiteit. Die begeleid je dan.

In 1968, na vier jaar, mocht ik voor het eerst op verlof naar Nederland. Maar in die laatste tijd in Ghana was ik gaan twijfelen aan mijn roeping en terug in Nederland ben ik daarover in gesprek gegaan met mijn overste. Ik ben na mijn verloftijd niet teruggegaan naar Ghana, maar vroeg me wel af wie er dan voor mijn gebied in Noord Ghana zou zorgen? Ik informeerde mijn overste daar over mijn beslissing, en hij antwoordde: ‘William, wij kennen je als een serieuze man. Wij hebben vertrouwen in jou. Als het nodig is dat je een jaar in Nederland blijft om je problemen op te lossen. Doe dat, wij hebben er alle vertrouwen in dat we jou na een jaar weer terugzien. Wij zullen voor jouw gebied zorgen’. Ik heb toen een jaar gewerkt in een parochie in Arnhem. Daarnaast kreeg ik spirituele en psychologische begeleiding. Nu was de tijdgeest eind jaren zestig natuurlijk zeer kritisch op de kerk en ik moest tijdens huisbezoeken mijn keuze voor het katholieke geloof en het missiewerk ‘verdedigen’. Dat proces heeft me wel bevestigd in mijn roeping, en na een jaar ging ik weer terug naar N. Ghana.

Die veranderde tijdgeest was natuurlijk ook te merken in de Nederlandse SVD -gemeenschappen. Een van de opties was om alles op te maken en de deuren te sluiten: de laatste blaast de kaars uit! Maar daar zijn we destijds niet voor opgericht, zeiden de oversten. En men besloot een missionaire leefgroep in het leven te roepen. Van 1981 tot 1984 maakte ik deel uit van deze groep. We woonden met vier medebroeders in een dubbel woonhuis in Nieuwegein en richtten ons op eenvoud, gebed, openheid en contact met mensen in de omgeving, vooral ook immigranten. We wilden nieuw leven inblazen in wat stervende was. Het waren voor mij hele mooie jaren en In 1984 ging ik terug naar Ghana waar we mijn enorme gebied gedeeld hadden met een medebroeder uit Polen. Mij werd gevraagd om daar In het noorden directeur te zijn van een opleidingscentrum voor jongelui die ons wilden helpen bij de catechese. Dat waren geen priesters, maar als catechisten speelden ze een heel belangrijke rol bij het opbouwen van de katholieke gemeenschappen. Hun werk was van onschatbare waarde. Er zaten zulke goede mensen tussen.

Aan het einde van mijn tijd in Ghana heb ik nog een aantal jaren gewerkt in een parochie in het zuiden en dan komt er langzaam een moment dat je weer naar Nederland moet. Ik voelde me aangetrokken tot een contemplatieve SVD-gemeenschap in de Ardennen, heb daar ook een aantal maanden gewoond en heb daar veel vreugde ondervonden en diepe gesprekken gevoerd. Maar uiteindelijk durfde ik het niet aan om me daar permanent te vestigen. In het jaar 2000 werd ik pastoor van de parochie in Deurne en woonde daar in ons St. Willibrord Missiehuis. In 2015 stopte ik met het parochie apostolaat en verhuisde toen naar Teteringen. Dat is me goed bevallen. Ik doe elke vrijdag de mis in het klooster Mater Dei en één keer per maand in de Michaëlkerk, beide in Breda. Weet je wat het mooiste daaraan is? Met elkaar koffie drinken na de mis. Dan ontstaan de mooiste gesprekken. Daar geniet ik van.